Met m’n gepofte aardappel sta ik in m’n eentje in de tuin. Uit de straatjes naast mij komen heerlijke geuren. We hebben buurt-barbecue. Alleen dan iedereen in zijn eigen straatje, met z’n eigen Weber (én Firestarter!). Aan het materiaal ligt het niet. Iedereen is goed voorbereid. Samen op het pleintje was toch wel leuker geweest. […]
Met m’n gepofte aardappel sta ik in m’n eentje in de tuin. Uit de straatjes naast mij komen heerlijke geuren.
We hebben buurt-barbecue. Alleen dan iedereen in zijn eigen straatje, met z’n eigen Weber (én Firestarter!). Aan het materiaal ligt het niet. Iedereen is goed voorbereid.
Samen op het pleintje was toch wel leuker geweest. Kun je nog eens recepten uitwisselen. ‘Goh, jij stopt dus een blikje bier in de kont van de kip? Smaakt heerlijk!’
Helaas. Wij doen aan Zijstraatjes-Barbecue.
Zijstraatjes-Barbecue? Da’s raar, dat doe je toch niet?
Gelukkig niet.
Gek toch dat we zo wel heel vaak in overleg zitten.
Iedereen lekker in z’n eigen wereldje met z’n eigen mening, z’n eigen ervaring, zorgen, wensen en ideeën.
We horen wel wat de ander zegt, maar luisteren niet echt. We ruiken de geuren wel, maar proeven de smaken niet.
Het is alsof we allemaal in ons eigen zijstraatje staan, niet samen op het pleintje.
Dat kan toch anders!
Hoe maak je van je zijstraatjes-barbecue een gezamenlijke barbecue?
We houden het kort met drie praktische tips om uit te proberen tijdens je eerstvolgende overleg:
Begin met echt luisteren naar wat anderen zeggen. Dus zonder meteen te bedenken wat je ervan vindt of wat je zelf wilt vertellen. Sta eens helemaal stil bij ‘het gerecht’ van je collega. Wat daarbij helpt is als je zo luistert, dat je het letterlijk zou kunnen herhalen. En dat deels zelfs hardop doet. Zodat je zeker weet dat je het goed hebt gehoord.
Voordat je jouw mening geeft, stel minimaal 1 onderzoekende vraag. Proef eens echt van de gerechten van een ander, voor je op basis van een eerste snufje al je mening vormt.
Onthoud dat wat voor smaakontwikkeling geldt, ook hier wel eens van toepassing kan zijn: pas na tien keer proeven weet je of je iets echt niet lekker vindt. (Tip: boek van Michelle van Roost, Wegwijs in de voedingsjungle) Voordat ook maar iemand reageert, bedenkt iedereen voor zichzelf: ‘Wat bevalt me er wél aan?’ Maak een kort rondje om dat uit te wisselen. Gevolgd door eventueel een tweede rondje over de vraag: ‘Wat zie ik anders of wil ik aanvullen?’
Sluit af met: nu we dit weten van elkaar, wat voor verschil maakt dat voor het vraagstuk/ agendapunt dat we bespreken?