‘Luuk is kwijt. Hij ging buiten spelen met Jesse en is nergens meer te vinden.’ Per woord stijgt het paniekniveau in de stem van mijn man. Onze negenjarige ging op het pleintje voetballen met zijn vriendje. Maar op dat pleintje is het doodstil. Ook in de straten direct om ons huis zijn ze niet. Eerlijk […]
‘Luuk is kwijt. Hij ging buiten spelen met Jesse en is nergens meer te vinden.’
Per woord stijgt het paniekniveau in de stem van mijn man.
Onze negenjarige ging op het pleintje voetballen met zijn vriendje. Maar op dat pleintje is het doodstil. Ook in de straten direct om ons huis zijn ze niet.
Eerlijk gezegd erger ik me aan dat paniekerige. Dat is toch nergens voor nodig? Ze zijn best avontuurlijk aangelegd, maar doen nooit echt gekke dingen.
Ik probeer hem gerust te stellen:
‘Rustig nou maar, ze zitten vast bij een ander vriendje binnen. Ik ben bijna thuis en dan horen we wel even hoe het zit.’
De feiten helpen niet.
Ze zijn intussen al ruim een uur niet meer gezien. Jesse zou om half zes naar huis, en het is nu al kwart voor. Zo lang blijven ze normaal nooit weg.
Ik fiets ook een extra rondje, in de volle overtuiging ze ergens tegen te komen. Ze zijn vast ergens anders voetballen.
Maar nee, geen spoor.
Ook buurtgenoten bij het pleintje hebben niets gezien of gehoord.
Alle app-groepen van school en de buurt zijn ingelicht. Niemand heeft ze gezien. Zeker dertig mensen zoeken intussen actief mee.
Mijn hartslag is ook dertig slagen per minuut gestegen.
Ineens zie ik overal verdachte situaties.
‘Dat busje, waarom heeft die geblindeerde ramen en de muziek zo hard staan? En ik heb die hier ook nooit eerder gezien. Snel een foto maken, je weet maar nooit.‘
‘Wat doet die man daar bij dat hek in het gras bij de ijsbaan? Waar kijkt hij naar? Maakt hij nou een foto ergens van, of duikt hij weg nu hij me ziet kijken?‘
‘Oh help, daar staart een jongen naar iets in het water. Wat ziet hij…? En wat doet dat met piercings behangen meisje daar helemaal alleen op de tribune van de honkbalclub?’
Ik ben helemaal niet zo van de doemscenario’s te denken. Maar terwijl een deel van mij elk moment een telefoontje met ‘ze komen net aanlopen’ verwacht, gaat de rest aan de haal met macabere fantasieën.
Ja, ik maak me nu echt zorgen.
‘Dalijk heeft een of andere gek ze meegenomen’
En met die zorgen, zie ik dingen die ik normaal niet zie. Of wel zie, maar totaal anders interpreteer.
Dat busje? Was me normaal niet opgevallen. Gewoon iemand die uit zijn werk naar huis nog even van een lekker muziekje geniet.
De man in het gras bij de ijsbaan? Vast keurig achter zijn hond aan het opruimen.
De jongen die in het water staart, het meisje bij de honkbalclub? Tsja, tieners die even een momentje alleen willen zijn met hun gedachten.
Dit is wat angst doet met je waarneming.
Ineens label je alles vanuit die zorg. Is alles een aanwijzing van dat er iets heel erg mis kan zijn. De andere verklaringen zijn er nog wel, maar worden afgedaan met een: ‘Ja, dat kan zijn, maar het is tóch verdacht!’
Midden in die angst, met geen enkele geruststellende aanwijzing, nemen die gedachten steeds meer de overhand. Ik ervaar niet de luxe om mezelf gerust te stellen en de andere verklaringen de boventoon te laten voeren. Niet tot ik weet dat ze OK zijn.
Mensen in organisatieveranderingen ervaren ook oprechte angsten en zorgen.
Zorgen die lijnrecht staan tegenover de positief gekleurde berichten die de ronde gaan. Ook al vind jij dat die niet te vergelijken zijn met de angst dat er iets is gebeurd met je kind, voor hen zijn ze op dat moment net zo echt.
De zorg die zij hebben, voor zichzelf, de organisatie, hun positie of baan, kleurt hun waarneming.
Ze zien oprecht andere dingen dan jij, vanuit jouw kom-op-we-gaan-ervoor-bril. Waar ze dezelfde dingen zien, interpreteren ze die vanuit hun angsten. Dat ziet er heel anders uit dan vanuit jouw optimistische perspectief.
Kleine stapjes voorwaarts die voor jou een teken van vooruitgang zijn, zien zij als een bewijs dat die grote ambitie nooit gehaald gaat worden.
Die nieuwe weekstart? Een voorbeeld van ‘ze willen ons in de gaten houden’ in plaats van een manier om elkaar te ondersteunen.
Voor je het weet gooi je dit allemaal onder het kopje weerstand. Die doorbroken moet worden.
Zolang je je zorgen maakt, kún je niet openstaan voor een andere uitleg.
Of je die zorgen nu terecht vindt of niet. Ze hebben aandacht nodig. Ze moeten serieus genomen worden. Aan jou de taak om eerst aan te sluiten bij hoe zij het nu ervaren. Door écht te luisteren en door te vragen vanuit hun perspectief.
Ook al kun je hun zorgen niet wegnemen, als je ze serieus neemt krijgen ze makkelijker een plek. Belangrijk, want zolang ze niet genoeg gerustgesteld zijn, blijven ze door het filter van hun angst naar de omgeving kijken.
En overal verdachte busjes en mensen zien.
Net nadat ik ophang met de politie, gaat mijn telefoon weer.
Onbekend nummer.
Het is mijn man. Met krakende stem.
‘Ze zijn hier.’
In alle scenario’s die we met elkaar bedachten, was nergens de juiste verklaring opgekomen.
Wat bleek? De jongens waren thuisgekomen, door de deur die niet goed dichtzat binnengelopen. En hebben vervolgens de tijd van hun leven gehad. Ze hebben heel stilletjes twee uur lang ongestoord boven zitten YouTuben. Niemand die ze gezien of gehoord had.
Terwijl ik me nog wel had afgevraagd met welke bal ze dan aan het spelen waren – omdat hun favoriete bal in de gang lag -, heeft niemand opgemerkt dat hun schoenen keurig in de gang stonden. Over selectief waarnemen gesproken!